In de oertijd aten de mensen heel anders dan nu. En waren welvaartziektes van nu nog niet aan de orde. Maar de mensen van toen werden ook niet zo oud….
Het zou eigenlijk goed zijn om het positieve van nu te combineren met het positieve van toen.
Een paar grote verschillen in de voeding van toen en nu zijn: vroeger at men
nauwelijks granen
– veel meer vis en (wild) vlees en schaal- en schepdieren
– meer groente en fruit en noten en zaden
– geen geraffineerde producten en E-nummers
– geen bestrijdingsmiddelen
– geen melkproducten
Bovendien moest men vroeger eerst jagen (lichamelijke inspanning) voordat er gegeten kon worden. En dan loop je automatisch ook niet de hele dag door te eten, zoals nu.
Mensen waren vroeger ook veel gespierder dan nu. Spieren zorgen voor een voorraadje eiwitten. Heel belangrijk voor het onderhoud van organen en de aanmaak van allerlei weefsels en bijvoorbeeld hormonen!
Dat mensen nu toch veel ouder worden dan toen, heeft met name te maken met betere hygiene.
Als je alle goede dingen bij elkaar optelt, dan ziet een dag er als volgt uit:
Ochtend: voedsel verzamelen en jagen en klaarmaken (in ons geval: lichamelijke inspanning zoals sporten of de zwaardere huishoudelijke werkzaamheden)
Middag: een maaltijd van vis, vlees, schaal- en schelpdieren, groenten en fruit en zaden en noten
Avond: nog zo’n zelfde maaltijd
En tegenwoordig dus aangevuld met de basissuppletie.